Gustav Meyrink (1868-1932)
Satyrisch schrijver, maar ook ‘magisch-suggestief’ levenskunstenaar.
Binnen de reeks auteurs die het fonds van de Rozekruis Pers vormen, kunnen we Gustav Meyrink qua persoonlijkheid misschien wel als de markantste spirituele auteur aanmerken. Deze hyper-individualistische schrijver schonk de wereld o.a. een aantal mysterieus-esoterische romans, waarvan de 5 belangrijkste in de afgelopen jaren opnieuw door de Rozekruis Pers zijn uitgegeven.
In deze romans bedient Meyrink zich van een door hemzelf als ‘magisch-suggestief’ omschreven stijl. Met deze term verwees hij onder meer naar zijn opvattingen over taal: geschreven taal is een tovermiddel, dienstbaar aan ofwel de opbouw, of de vernietiging van de ziel. Onder de noemer ‘magisch-suggestief’ kunnen we misschien echter niet alleen zijn schrijven scharen, maar het gehele verloop van zijn leven. Niets gebeurt zomaar: elk voorval lijkt diep betekenisvol in verband te staan met alle andere, voerend naar een onverwachte climax.
Zo werd de auteur op 19 januari 1868 te Wenen geboren als Gustav Meyer, onwettige zoon van de jonge actrice Maria Meyer en baron Varnbüler von und zu He Meer...mmingen, toentertijd een reeds op leeftijd zijnde, gehuwde minister te Würtemberg. Tot aan zijn dood in 1932 bestond zijn leven uit een aaneenschakeling van opvallende, mysterieuze en soms zelfs turbulente gebeurtenissen. Niet alleen, zoals uit talloze publicaties blijkt, voer voor psychologen, wetenschappelijke onderzoekers en andere soortgelijk geinteresseerden, maar ook voor de serieuze zoekers naar waarheid en bevrijding.
Zijn leven beschouwend kunnen we hierin, kortweg gezegd, twee fasen onderscheiden. In de eerste periode van 1868-1900 groeit de auteur op als Gustav Meyer. Hij bezoekt verschillende gymnasia; verhuist naar Praag; trouwt en start met geld van zijn rijke vader aldaar een bank. In Praag staat hij algauw bekend als snob, dandy en occultist. In zijn eigen woorden als: ‘jonge, woeste hond’.
In bovenstaande hoedanigheden bezat hij vele contacten: van kunstenaars, losbollen en leden van theosofische loges tot onbekende Indiase yoga- groepen.
Maar naast alle vriendschappelijke contacten haalde hij zich door zijn levenswandel en manier van omgang met mensen ook vele vijanden op de hals. Dezen zorgden er uiteindelijk voor dat hij in een rechtszaak verwikkeld raakte, bankroet werd verklaard, voor korte tijd de gevangenis in verdween, om tenslotte, totaal vernederd en gedesillusioneerd voor altijd Praag te verlaten. Zijn huwelijk was eveneens geëindigd.
Na deze ingrijpende ervaringen verandert Meyer zijn naam in Meyrink, omdat hij de naam ‘Meyer’ met teveel mensen moest delen, zoals hij zelf verklaarde. Maar niet alleen zijn naam verandert: hijzelf ontwikkelt zich tot een totaal ander mens. De tweede fase van zijn leven is begonnen. Hij trouwt opnieuw en schrijft satyrisch-scherpe stukken voor Duitstalige literaire tijdschriften waarin hij afrekent met de burgerlijke en militaire kringen die hem het leven in Praag onmogelijk maakten.
Na deze ‘reiniging’ lijkt de tijd vrij voor het schrijven van De Golem (1915), het boek dat Meyrink in één klap wereldberoemd maakte. Er volgen nog een aantal romans (zie hieronder). Alle werken ademen, hoewel uiterst verschillend qua thematiek en uitwerking, eenzelfde sfeer: mysterievol, diep spiritueel, met een volkomen geloof in de mogelijkheid tot verwerkelijking van de uiteindelijke opdracht van iedere mens: de geestelijke bevrijding van deze wereld.
Ogenschijnlijk gewone romans met een wat geheimzinnige verhaallijn schrijvend, blijkt Meyrink in deze geschriften voor de goede verstaander allerlei aspecten van de weg van een esoterisch zoeker te behandelen. Hierbij laat de schrijver zowel spiritueel oosterse als westerse methoden de revue passeren, voor de lezer een schat aan informatie ontvouwend.
Naast het schrijven besteedt Meyrink veel tijd aan zijn geliefde gezin. Daarnaast moet hij talloze behandelingen ondergaan voor zijn verzwakte gestel, opgelopen door de beoefening van verkeerde yoga- en meditatie-opdrachten, zoals hijzelf verklaarde.
Zijn contacten met de buitenwereld blijven problematisch: als echte ‘einzelgänger’ prikt hij onmiddellijk genadeloos alle onwaarachtigheid en opgeblazenheid van zijn medemensen door, wat hem niet in dank wordt afgenomen.
Het lot gaf hem bovendien nog een zware slag te verwerken. In de winter van 1932 krijgt zijn innig geliefde zoon een zwaar ongeluk bij het skiën. Invalide geworden pleegt deze zoon zelfmoord, omdat hij zijn omgeving niet tot last wil zijn. Meyrink is diep geschokt. Maar tevens brengt dit haast niet te dragen verdriet hem tot één van zijn meest diepe spirituele ervaringen: het bewustzijn van de éénheid van alles, voorbijgaand aan grenzen van leven en dood, waardoor er een oneindig geluk ontstaat.