Marsilio Ficino (1433-1499)
Briljant geleerde, maar ook musisch genezer van geest, ziel en lichaam.
Onder alle grote Renaissance-geesten uit het Italië van de 15de eeuw valt de briljante Florentijnse geleerde Marsilio Ficino op als de onbetwistbaar meest toonaangevende. En dit laatste woord kunnen we in zijn geval zelfs nog eens zéér letterlijk nemen: uit zijn zo leerzame brieven blijkt hij immers naar voren te komen als een kundig speler van snaarinstrumenten.
Muziek beoefende hij echter niet zomaar voor vermaak en verstrooiing, zoals hij niets zomaar deed. Uit diezelfde brieven waarvan twee verzamelbundels door de Rozekruis Pers zijn uitgegeven, blijkt dat hij terdege op de hoogte was van het aloude weten dat er een spirituele relatie bestaat tussen muziek, dwz. klank of trilling, en de gezondheid van lichaam en geest. Hij speelde dan ook alleen maar, naar zijn eigen zeggen, waardige vormen van muziek om zich totaal af te leiden van bepaalde zinnelijke genoegens en om lichamelijke en geestelijke ongemakken te verdrijven. Hij probeerde zo het denken met inzet van al zijn krachten op het hogere en op God te richten, en haalde o.a. Plato aan als getuig Meer...e voor de correctheid van deze methode.
Hiermee zijn we meteen bij de kern van het zo rijke en inspirerende leven van de immer milde Ficino aanbeland: een leven dat als basis een bij voortduring op God gerichte houding had. En vanuit die gerichtheid stond hij zijn medemensen daadwerkelijk dienstbaar bij als priester, geleerde, filosoof, arts en kunstenaar; een waarlijke ‘Uomo universale’, het ideaal van de Renaissance-mens.
Vanuit die hoedanigheden schreef en vertaalde hij vele boeken, de naar nieuwe horizonten snakkende mensheid een onmetelijke rijkdom biedend. Van eminent belang voor de toenmalige wereld vormde zijn vertaling van de Hermetische geschriften, bekend onder de naam Corpus Hermeticum, waardoor de gnostiek hermetische traditie een nieuwe krachtige impuls ontving.
Maar ook talloze brieven schreef hij aan evenzovele talloze mensen van zijn tijd, waarbij hij zich door o.a. Plato, andere klassieke schrijvers en de zojuist genoemde Hermetische geschriften liet inspireren; de aangesprokenen aansporend tot een Gode welgevallig leven door zich te richten op de bevrijding van hun onsterfelijke ziel uit aardse banden; hen daarnaast ook troostend en indien nodig van medisch advies voorziend en voor hun innerlijke ontwikkeling praktisch toepasbare kennis overdragend.
Temidden van al deze contacten treffen we beroemde namen als: Pico della Mirandola, Botticelli en Michelangelo. Centraal binnen deze briljante groep mensen staat de levenslange relatie met de familie De’ Medici: Lorenzo de’ Medici, wiens leermeester hij was en Cosimo, de stichter van de ‘Platoonse Academie’. Plaats van handeling was Florence, de stad die Ficino gedurende zijn 66-jarige leven nimmer verliet.
Zo werd Ficino op 19 oktober 1433 geboren in Figline in de Val d’Arno. Zijn vader was de arts van Cosimo de’ Medici. Over zijn opvoeding is weinig bekend. Wel dat hij in Florence studeerde onder Nicollò Tignosi, een volgeling van Aristoteles. Hij ontdekte tijdens zijn studie tevens Plato en ontwikkelde een hartstochtelijke interesse in al diens werken. Aanvankelijk Plato in Latijnse vertalingen lezend omdat kennis van het Grieks hem ontbrak, kon hij al spoedig de beroemde klassieke auteur in diens eigen taal bestuderen. Hij ging ook zelf Plato en andere Griekse schrijvers in het Latijn vertalen. Hiermee maakte hij deze auteurs toegankelijk voor talloze generaties na hem.
Daarnaast werd hij al op jeugdige leeftijd uitgenodigd de leiding van de Plato-Academie, door Cosimo de’ Medici in 1439 opgericht, op zich te nemen. Het centrum van de Academie werd een villa van Cosimo in Careggi, in 1462 aan Ficino overgedragen. De bijeenkomsten in deze Academie moeten heel bizonder geweest zijn: de leden, de toenmalige elite, vonden elkaar in hun gemeenschappelijke liefde voor spiritualiteit en vriendschap.
In 1473 werd Ficino tot priester gewijd, en in datzelfde jaar begon hij aan een boek waarin de nadruk wordt gelegd op de persoonlijke band tussen de mens en God, een voor die tijd revolutionaire opvatting. Vele andere geschriften en vertalingen volgen. Voor de altijd hard werkende schrijver vormde bezig zijn immers ook het medicijn tegen zijn diep zwaarmoedige buien.
In 1495 publiceert hij zijn brieven. Nog enkele publicaties volgen totdat de dood in 1499 een einde maakt aan het leven van deze grote inspirator van renaissancistische en gnostieke vernieuwing.