Karl von Eckartshausen (1752-1803)
Theosofisch schrijver, maar ook schakel in de keten der Universele Broederschap.
In de ononderbroken keten van helpers der Universele Broederschap, die de mensheid sinds haar ontstaan bijstaat, mag de naam van de in de loop der jaren ten onrechte wat in de vergetelheid geraakte Beierse schrijver, Karl von Eckartshausen, absoluut niet ontbreken. Deze door de Gnosis verlichte geest, heeft de wereld talloze waardevolle, inspirerende geschriften nagelaten, waarvan er enkele door de Rozekruis Pers opnieuw zijn uitgegeven. Voortbordurend op het hermetische gedachtengoed, herontdekt en ontwikkeld in de Renaissance door o.a. Marsilio Ficino, heeft Von Eckartshausen menig esoterisch vraagstuk voor zijn eigen tijd en daarna, opnieuw uitermate helder uiteengezet. Nog krachtiger zien we de ononderbrokenheid van de Broederschapsketen voor ons geestesoog verschijnen, waar duidelijk blijkt dat Von Eckartshausen in zijn schitterende spirituele verhandelingen herkenbaar gebruik maakt van de gnostieke ideeën van zijn leermeester Jacob Boehme en van die van de grote universeel-geleerde Paracelsus. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Meer...ze bezielde schrijver, gezien de talloze brieven en publicaties, vele kunstenaars, geleerden en esoterische zoekers in binnen- en buitenland wist te inspireren, tot in Rusland aan toe, zoals bv. enerzijds Goethe en Schiller, en anderzijds de Russische mystici Lopoechin en Plechtsejev.
Hoewel even controversieel in zijn opvattingen over kosmos, God en mensheid als zijn illustere voorganger Boehme, verloopt Von Eckartshausen’s leven in tegenstelling tot dat van Boehme, tamelijk rustig: de tijd is al weer verder geschreden: de Verlichting heeft haar stempel krachtig gedrukt. Voor hem geen vervolgingen, gevangenisstraffen of publicatieverboden.
Zo wordt hij op 28 juni 1752 geboren op het kasteel Haimhausen, als onwettig kind van de kasteelheer Karl von Haimhausen en de dochter van diens intendant, Maria Anna Eckart. De kasteelheer was in dienst als raadsheer van de keurvorst van Beieren. De familie Von Haimhausen heeft het kind nooit erkend. Na zijn jeugd bij zijn moeder ging de auteur in 1770 studeren aan de onder jezuïtisch bestuur staande universiteit van Ingolstadt. Aldaar studeerde hij filosofie en Beiers burgerlijk recht. Net in die tijd traden er diepgaande veranderingen op, op filosofisch en religieus gebied: de religie werd religieuze wetenschap en de universiteit een strijdtoneel waar de ‘Verlichting’ en het traditionele onderwijs elkaar bestreden. Van deze tegenstelling vormt Eckartshausens intellectuele en spirituele ontwikkeling een tamelijk getrouwe afspiegeling.
In 1776 wordt hij, na de universiteit doorlopen te hebben, in de adelstand verheven en benoemd tot hofraad. Hij trouwt met Gabriele von Wolter, dochter van de lijfarts van de keurvorst. In 1777 wordt hij lid van de Beierse Academie van Wetenschappen. In 1784 wordt hij benoemd tot huisarchivaris. In die tijd wordt Eckartshausen ook door de Illuminaten ‘ingewijd’: de radicale vleugel van de Verlichting, waarvan de hogere graden antichristelijk en antimonarchistisch waren. Eckartshausen had waardering voor de positieve kant van de door de Illuminaten ontwikkelde wetenschappelijke en humanistische theorieën. Hij was er ook van overtuigd dat de eerste graden van de orde hem naar hoger spiritueel inzicht zouden voeren. Vele beroemde personen werden in de orde opgenomen waaronder Goethe, Klopstock, Pestalozzi etc.. Helaas bleek de oprichter van de orde, Adam Weishaupt, een dubbele rol te spelen: hem ging het niet alleen om een spirituele ontwikkeling, hij gebruikte de orde in het geheim om tegen de ex-jezuïeten aan het keurvorstelijke hof te strijden, die fel tegen de ‘Verlichting’ waren. Na enkele niet door de beugel kunnende gebeurtenissen, was de orde zodanig in opspraak gebracht dat Eckartshausen van de keurvorst opdracht kreeg de zaak te onderzoeken, waarmee het einde van de orde werd ingeluid.
De laatste jaren van Eckartshausens leven zijn voor zijn geestelijke ontwikkeling de belangrijkste geweest. Na de uitgave van zijn eerste esoterische werk in 1788 begint zijn mysticisme steeds sterker tot uitdrukking te komen. Hij bestudeert ijverig oudere en nieuwere esoterische literatuur, van kabbala via godsdiensgeschiedenis tot alchemie. Een paar prachtige werken verschijnen van zijn hand (zie hieronder).
In 1803 overlijdt hij te München aan ‘waterzucht en een hersengezwel, als gevolg van een val’, zoals vermeld staat in het bisschoppelijke dodenregister, waarmee dan een einde is gekomen aan een leven dat bovenal wezenlijk door een diep-spirituele dimensie gekenmerkt wordt.
Zo kunnen we vaststellen dat in al zijn esoterische werken de Platoonse gedachte, dat achter de zichtbare verschijnselen van de zintuiglijke wereld een andere wereld schuilgaat, min of meer centraal staat. Wij kunnen deze ‘andere’ wereld volgens Von Eckartshausen slechts waarnemen met een geopend innerlijk orgaan. Dan pas zijn we in staat de fundamentele analogie te zien tussen de waarheden der religie en die der natuur. Bij de meeste mensen is dit orgaan echter toegesloten.
De hermetische opvatting van een wereld achter de waarneembare wereld, wordt door de auteur liefdevol aangaande vele thema’s duidelijk gemaakt. Tot in de taal aan toe openbaart zich volgens hem dit gegeven. Ook in zijn Godsbegrip treft men een samengaan van twee elementen aan: een zichtbaar en een onzichtbaar, oftewel een samengaan van het goddelijke, met het menselijke in zijn zuiverste vorm. God is voor hem dan ook geen ideëel wezen, doch iets lichamelijks, waarin het geestelijke tezamen met het lichamelijke, invloed uitoefent. De Sophia of goddelijke wijsheid speelt hierbij een grote rol. Zij is de verloren bruid. Haar terugvinden wil zeggen: de waardigheid herkrijgen die we sedert de val van Adam verloren hebben. De echte koninklijk-priesterlijke wetenschap wordt dan die van de regeneratie: de hereniging (religio) van de mens met God. Deze hereniging is een van de meest geliefde onderwerpen van de theosofische schrijver.
Tenslotte kunnen we nog kort vermelden dat hij daarnaast ook een innerlijke en een uiterlijke Kerk onderscheidt: de innerlijke waarvan de daartoe geadelde leden, de koning-priesters, hun wijsheid ontvangen in directe openbaring van God, en waarvan Christus de hogepriester is, en de uiterlijke van de nog niet hiertoe in staat zijnde mensen. De aanduiding ‘theosofisch schrijver’ dient overigens niet in verband te worden gebracht met de theosofische beweging van Madame Blavatsky aan het einde van de 19de eeuw. Theosofie betekent hier: belangstelling voor leerstellige problemen die door het exoterische Christendom verwaarloosd of verzwegen worden.